Jaarlijks pakken tienduizenden Nederlandse studenten hun koffers voor een studie of stage in het buitenland. Wat zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen op het gebied van uitgaande studentenmobiliteit? Nieuw onderzoek van Nuffic geeft inzicht in de trends in de uitgaande mobiliteit onder studenten in het hoger onderwijs. Nuffic-onderzoekers Saoradh Favier en Anneloes Slappendel-Henschen analyseerden een breed scala aan bronnen, waaronder UNESCO, CBS, Erasmus+ en de Europese Commissie. Het onderzoek maakt onderscheid tussen diplomamobiliteit (een volledige opleiding in het buitenland) en studiepuntmobiliteit (een stage of deel van de studie in het buitenland).

Diplomamobiliteit

Uit het rapport blijkt dat het aantal Nederlandse studenten dat een volledige studie in het buitenland volgt, de afgelopen tien jaar is verdubbeld. In 2019 – het meest recente jaar waarvan cijfers beschikbaar zijn – ging het om 20.000 Nederlandse studenten. Zij studeerden in 98 verschillende landen – ook bijna twee keer zoveel als tien jaar eerder. Ver weg gaan ze meestal niet: driekwart van de diplomastudenten in het buitenland volgt zijn opleiding binnen de Europese Economische Ruimte. Zo’n 20.000 Nederlandse studenten studeren in 98 landen – beide een verdubbeling ten opzichte van tien jaar geleden. Ondanks de verdubbeling loopt Nederland op Europees niveau achter. Het percentage diplomamobiliteit van 3 procent is fors ondergemiddeld. “Een studie of stage in het buitenland is van grote waarde voor Nederlandse studenten. Ze ontwikkelen vaardigheden voor de internationaal georiënteerde arbeidsmarkt waar ze na hun studie terechtkomen”, vertelt onderzoeker Anneloes Slappendel-Henschen.

“Bovendien zijn internationaal competente studenten beter toegerust op de multiculturele samenleving en de samenwerking over nationale grenzen die nodig is voor het oplossen van mondiale uitdagingen.” Ongeveer de helft van de Nederlandse diplomastudenten in het buitenland maakt gebruik van meeneembare studiefinanciering (MSF). Sinds de wijziging van de basisbeurs naar het leenstelsel in 2015 neemt het aantal Nederlandse studenten met MSF in het buitenland gestaag af.

België populair

België is al sinds 2015 het meest populaire land onder Nederlandse studenten voor een buitenlandervaring. “Dit komt mogelijk door de taal, het lage collegegeld, de beschikbaarheid van kamers en de toegankelijk van opleidingen als (dier)geneeskunde, tandheelkunde en psychologie”, vertelt onderzoek Saoradh Favier. Het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten maken de top-3 compleet. Ruim 14.000 Nederlandse studenten verblijven in het buitenland voor een stage of deel van hun studie met een beurs van Erasmus+

De grote daler de afgelopen jaren is het Verenigd Koninkrijk. Tussen 2020 en 2021 was er een afname van 19 procent in het aantal Nederlandse studenten dat met MSF in het land studeerde. Geen ander bestemmingsland in de top 10 laat een vergelijkbare daling zien. Het uittreden van het VK uit de Europese Unie is hier naar alle waarschijnlijkheid debet aan.

Studiepuntmobiliteit

Er zijn geen precieze cijfers over het totale aantal studenten dat een stage of een deel van hun studie in het buitenland doet. Wel is duidelijk dat ruim 14.000 Nederlandse studenten met een beurs van Erasmus+ voor een stage (31 procent) of deel van hun studie (69 procent) in het buitenland verbleven. De meest populaire bestemmingen zijn Spanje, het VK en Duitsland (cijfers: 2018-2019). Hoewel Nederland in diplomamobiliteit op Europees niveau achterblijft, is bij studiepuntmobiliteit opvalleng genoeg het tegenovergestelde waar: daarin staat Nederland in de top van Europa.

COVID-19

Wel heeft de coronapandemie een forse impact gehad op de studiepuntmobiliteit. In 2020-2021 had nog 14 procent van de ondervraagde afgestudeerden deelgenomen aan studiepuntmobiliteit, terwijl dit twee jaar eerder nog lag op 25 procent. Saoradh hoopt dat het nieuwe rapport aanknopingspunten biedt voor beleidsmakers. “Het doel van het rapport is om de discussie over internationalisering in het Nederlandse hoger onderwijs te voeden en om een hulpmiddel te bieden voor beleidsmakers op het gebied van internationaal onderwijs.”

Bron: Nuffic