De Onderwijsraad komt in het rapport “Taal en rekenen in het vizier” met adviezen om de  kwaliteit van het taal- en rekenonderwijs te verbeteren. Volgens de onderwijsraad gaat het nu niet goed met de beheersing van taal en rekenen van Nederlandse jongeren. Terwijl die beheersing essentieel is voor het leren van andere vakken en leergebieden en om goed te kunnen deelnemen aan onderwijs en aan de samenleving. Cijfers die beschikbaar zijn uit nationaal en internationaal onderzoek, stemmen somber aldus de onderwijsraad. In het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo loopt de leesvaardigheid terug.

Uit het internationale onderzoek PISA blijkt dat 24% van de 15-jarigen het minimale niveau niet behaalt bij lezen en 16% niet bij wiskunde. En in het primair onderwijs halen leerlingen het streefniveau voor taal en rekenen op veel onderdelen niet. De onderwijsraad beveelt de rijksoverheid aan heldere doelen te formuleren voor het taal- en rekenonderwijs in de landelijke einddoelen en niveaus (kerndoelen, exameneisen, kwalificatie-eisen en referentieniveaus) en structureel te monitoren of die doelen worden behaald. Het is volgens de onderwijsraad belangrijk dat afstudeerders van lerarenopleidingen startbekwaam zijn om goed taal- en rekenonderwijs te geven. Er bestaan nu echter zorgen over hun vakdidactische vaardigheden in taal- en rekenonderwijs en hun eigen taal- en rekenvaardigheden. Bovendien is er veel variatie in lerarenopleidingen. Om de kwaliteit van de uitstroom vanuit lerarenopleidingen te bewaken, beveelt de raad een verplichte centrale eindtoets taal en rekenen aan op pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands en wiskunde. Deze eindtoets bevat een theorie- en een praktijkdeel en toetst of studenten (1) zelf taal en rekenen voldoende beheersen en (2) over voldoende vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden beschikken om taal- en rekenonderwijs te geven.

De onderwijsraad heeft ook onderzocht of de zorgen over het taal en rekeniveau van afgestudeerden van lerarenopleidingen terecht zijn. Het Kohnstamm Instituut heeft in opdracht van de Onderwijsraad een onderzoek uitgevoerd naar taal/Nederlands en rekenen/wiskunde in de lerarenopleidingen. Hierbij zijn vakdocenten Nederlands en wiskunde aan pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen geraadpleegd via een enquete. Uit die enquete blijkt dat aan de pabo bijvoorbeeld maar 5% van de docenten Nederlands denkt dat minimaal 81% van de afstuderende pabostudenten startbekwaam is op de onderdelen formuleren en interpunctie. Voor spelling schat maar 11% van de docenten dat 81% of meer van de afstudeerders startbekwaam is.

De wiskundedocenten op de pabo zijn positiever, maar ook zij signaleren tekorten in de eigen vaardigheid van studenten. Bijvoorbeeld voor het onderdeel meten schat 36% van de docenten dat maar 60 tot 81% van de studenten startbekwaam is. Ook bij de tweedegraads lerarenopleidingen is het beeld zorgwekkend. Op het onderdeel schrijven schat 52% van de docenten Nederlands dat 61-80% van de afstudeerders startbekwaam is, 24% van de docenten schat zelfs dat dit maar voor 41-60% geldt. Docenten schatten dus dat een aanzienlijk deel van de afstudeerders het schrijven onvoldoende beheerst om startbekwaam te zijn. Bij wiskunde schat maximaal 31% van de docenten dat 81-100% van de studenten startbekwaam is op een vakonderdeel. Ook hier is het beeld dat een behoorlijk deel van de afstudeerders op onderdelen zelf onvoldoende vaardig is om startbekwaam te worden genoemd op die onderdelen.

De jarenlange focus in het hoger onderwijs op: vaardigheden, vaardigheden en nog een keer vaardigheden werpt zijn wrange vruchten af. Kennis doet er niet toe. Maar: hoe kan een docent vaardig zijn om een rekenles te geven als  hij of zij zelf niet kan rekenen?

Bovenstaande tabel kot uit de “Kwaliteit en inrichting van de lerarenopleidingen”. Een advies van de onderwijsraad uit 2005 (sic). Het advies begint met de woorden: “De Onderwijsraad heeft, met anderen, zorgen over de vakinhoudelijke competenties van leraren die in de school worden opgeleid.”. Vraag is wat er met dat advies is gedaan. Blijkbaar niet zoveel want zeventien jaar later bestaat hetzelfde probleem met de kwaliteit van het taal en rekenonderwijs. Die overigens steeds verder onder druk staat. Nederlandse scholieren scoren steeds lager in internationale onderzoeken zoals PISA. Terwijl een begin van een oplossing mijn inziens toch is: meer aandacht voor vakkennis. Dat wil zeggen: meer aandacht voor taal en rekenen in lerarenopleidingen.

Ter slot nog even deze tabel uit het PISA onderzoek dat de daling van het taal en rekenniveau duidelijk laat zien.

Uit PISA blijkt dat een deel van de 15-jarigen in Nederland het minimaal benodigde niveau (in PISA niveau 2) niet behaalt bij lezen (24%) en bij wiskunde (16%). Deze leerlingen kunnen door hun lage taal- en/of wiskunde/rekenvaardigheid waarschijnlijk minder goed meekomen op school en in de maatschappij en lopen een groot risico op laaggeletterdheid en laaggecijferdheid. Voor leesvaardigheid scoren de 15-jarige vwo’ers en havisten in Nederland hoger dan het OESO-gemiddelde. Leerlingen uit het vmbo en praktijkonderwijs scoren gemiddeld lager dan het OESO-gemiddelde.