In de nieuwe cao hbo is een wijziging opgenomen in het artikel G-3 Maximale werkdag. In 2021 heb ik eerder over dit artikel gepubliceerd en aangegeven dat als er koffie- en theepauzes ‘genoten’ worden, die tot de arbeidstijd behoren en dus als zodanig in de takenplaatjes zouden moeten worden opgenomen. In het onderstaande artikel leg ik uit wat het huidige artikel G-3 over koffie- en theepauzes zegt, de rol van de PMR daarin en wat dat volgens mij betekent.

De regelgeving

Voor een deel is de regelgeving over rustperioden vastgelegd in de Arbeidstijdenwet, in de cao hbo is regelgeving over pauzes te vinden in art G-3 lid 1. Er staat in de nieuwe cao hbo:

Artikel G-3 Maximale werkdag

  1. Een werkdag bestaat uit maximaal tien zoveel mogelijk aaneengesloten uren, onderbroken door voldoende rustperioden. De wettelijk voorgeschreven rustperioden, als bedoeld in de Arbeidstijdenwet, behoren niet tot de werktijd. De koffie- of theepauzes behoren tot de werktijd, waarbij er geen enkele verplichting tot arbeid bestaat.

Met als uitgangspunt één werkdag wordt gesteld dat de werktijd onderbroken moet worden door voldoende rustperioden (meervoud). Bij de standaardwerkdag van 8 uur gaat het normaal gesproken om één langere pauze en twee korte pauzes, die in de cao “koffie- of theepauzes” genoemd worden.

Het artikel G-3 is in de nieuwe cao hbo gewijzigd, het is de laatste zin die anders geformuleerd is, er stond namelijk: “Indien er sprake is van koffie- of theepauzes behoren deze tot de werktijd.” Ik ben werkgevers tegengekomen die zeiden dat er op hun instelling weliswaar sprake was van korte pauzes, maar dat het daarbij niet om koffie- of theepauzes ging. Je moet tenslotte creatief zijn om het hbo vooruit te kunnen stuwen in de vaart der volkeren en tegelijkertijd je werknemers te ontzeggen waar ze recht op hebben. Ik ga niet beweren dat dit soort geitenpaadjes door CvB’s niet meer bewandeld zullen worden, maar het geitenpaadje is nu in ieder geval te smal voor een dikke SUV, dus het wordt wel lastiger om lekker makkelijk in tijd of financiële zin af te snijden.

De zinsnede “Indien er sprake is van” is dus geschrapt. Er staat nu dat er sprake is van koffie- en theepauzes. In de tweede plaats in expliciet opgenomen dat er tijdens het ‘genieten’ van de koffie- en theepauzes “geen enkele verplichting tot arbeid bestaat.” Dat was al zo, want anders heb je helemaal geen pauze, maar gezien de dagelijkse praktijken in het hbo was het volgens de vakbonden noodzakelijk om het ontbreken van een verplichting tot arbeid ook echt expliciet in de cao hbo op te nemen.

Normaal gesproken is de lunchpauze de wettelijk voorgeschreven rustperiode in het hbo, de lunchpauze (minimaal een half uur) behoort niet tot de werktijd, je houdt dan dus pauze in je eigen vrije tijd. Dat je in je eigen vrije tijd niet behoort te werken is ook duidelijk, hoewel dat in het hbo ook bepaald niet altijd de norm is.

Er worden tijdens ‘pauzes’ en dus ook tijdens de koffie- en theepauzes maar al te vaak taken uitgevoerd in het hbo. Dat lijkt op het eerste gezicht ‘gunstig’ voor de hogeschool, maar dat is het niet, het lokt het ‘opbranden’ van werknemers uit en daarmee ziekteverzuim. En dan is het niet meer zo ‘gunstig’, niet voor de werknemer, niet voor de hoogte van het ziekteverzuim en dus ook niet voor de hogeschool. De koffie- en theepauzes zijn er om te herstellen van het werk dat daarvoor gedaan is c.q. om energie op te doen voor het werk dat daarna uitgevoerd wordt. In ‘we formuleren het altijd zo heerlijk positief’ HRM-taal: pauzes zijn als het goed is ‘energiegevers’. Het eventueel niet kunnen ‘genieten’ of alsnog afschaffen van koffie- en theepauzes is mede gezien de over het algemeen (veel) te hoge werkdruk in het hbo dan ook niet aan de orde en niet te combineren met goed werkgeverschap.

De cao hbo gaat er dus vanuit dat er koffie- en theepauzes zijn, aangezien er sprake moet zijn van “voldoende rustperioden”. Ik ben van mening dat je van een werknemer in het onderwijs niet kunt vragen dat er bijvoorbeeld van half negen tot half één onafgebroken les wordt gegeven of anderszins onafgebroken gewerkt wordt. De vraag is dus niet of er koffie- en theepauzes moeten zijn, maar hoe je regelt dát ze er zijn en hoe je ervoor zorgt dat het personeel die pauzes kan ‘genieten’.

In de preambule van de cao hbo 2021-2022 was daar ook al het nodige over gezegd en die tekst staat ook in de preambule van de nieuwe cao hbo 2023-2024: “Hogescholen hebben afspraken met de PMR gemaakt over werkdrukbeleid. Deze afspraken zijn gemaakt in de periode vóór corona. Hogescholen zullen in overleg met de PMR tegen de achtergrond van corona de beleidsplannen herijken en aanpassen. De volgende onderwerpen zullen in de herijkte werkdrukplannen aan bod komen: (…) – nadere invulling van te respecteren privétijd en pauzes.”

Als het goed is, hebben alle hogescholen in de herziening van de werkdrukplannen dus een nadere invulling van te respecteren privétijd en pauzes opgenomen. Als in die beleidsplannen niets over koffie- en theepauzes is opgenomen, zou dat alsnog moeten gebeuren. Die nadere invulling houdt volgens mij niet alleen in dat je er voor zorgt dat werknemers alle pauzes kunnen ‘genieten’, maar zou ook iets moeten zeggen over de omstandigheden waaronder pauze gehouden kan worden. Ik ben van mening dat een werknemer zich uit de werksituatie moet kunnen terugtrekken, anders heb je geen pauze. Dat houdt dus in dat er voldoende pauzeruimtes moeten zijn, waar de omstandigheden het doorwerken tijdens de pauze op geen enkele wijze stimuleren. U begrijpt waarschijnlijk wel wat ik ongeveer bedoel. Daarover is de PMR dus in gesprek gegaan met het CvB, of dat zal alsnog moeten gebeuren.

Maar wat zijn nu de consequenties?

Ik ga even uit van een fulltimer, die per werkdag twee dagdelen werkt en dus iedere werkdag van één langere pauze, één koffie- en één theepauze van een kwartier ‘geniet’. Die koffie- en theepauzes mogen van mij ook langer zijn, maar de lengte van die pauzes moet de PMR in overleg met het CvB bepalen. In mijn voorbeeld gaat het dus om (41,5 werkweken x 5 dagen x 0,5 uur) is 103,75 uur per jaar aan koffie- en theepauzetijd, dat is 6,25 % van de werktijd.

Dus moet er dan in het takenplaatje van die fulltimer 103,75 uur worden opgenomen voor de koffie- en theepauzes, die immers onder de werktijd vallen terwijl er gelijktijdig “geen enkele verplichting tot arbeid bestaat.” Ik moet de eerste hogeschool nog tegenkomen waar dit het geval is. Sterker nog: ik ken geen enkele hogeschool die echt iets doet met het feit dat de koffie- en theepauzes tot de werktijd behoren.

De Vereniging Hogescholen wilde niet in de cao hbo vastleggen dat de koffie- en theepauzes gepland moeten worden in de werksystematiek. Dat zouden, volgens de Vereniging Hogescholen, de docenten vooral niet willen, die zouden flexibel willen blijven. De redenatie is dan, dat die docenten hun pauzes zelf regelen, bv door het werk te onderbreken en zelf een pauzemoment in te lassen. Ik wil hier wel even benadrukken dat je dan het werk wel onderbreekt , je werkt immers niet gedurende de koffie- of theepauze, maar je onderbreekt de werktijd niet, koffie- en theepauzes behoren immers tot de werktijd.

Hoe het wel/niet werkt

Maar hoe ‘werkt’ dat dan in de praktijk, of hoe ‘werkt’ het misschien wel niet? Ik ga weer van die eerder genoemde fulltimer uit: stel dat je inderdaad altijd met realistische taakopdrachten werkt, zoals de cao hbo in Artikel G-4 lid 5 voorschrijft, in de zin dat je voor een taak die 80 werkuren vergt ook daadwerkelijk 80 uur werktijd krijgt. En alle taken die je in totaal moet uitvoeren kosten in die ideale situatie inderdaad ook niet meer dan 1659 uur (ik weet, dit is voor veel werknemers in het hbo een soort Utopia of Verweggistan, maar laten we eens van dat feit uitgaan). Dan passen al je taken dus in die 1659 uur. Maar dat betekent dat je 103,75 uur van die 1659 uur ‘gebruikt’ voor je koffie- en theepauzes. En dat houdt dan weer in dat je takenplaatje dan dus niet meer realistisch is, want tijdens die 103,75 uur is er geen enkele verplichting tot het verrichten van arbeid. In het voorbeeld van die 80 uur is dan 6,25% van die 80 uur koffie- en theepauzetijd, dat is 5 uur. Het gevolg is dan dat die taak van 80 uur in 75 uur gepropt moet worden. Dat propt behoorlijk lastig.

Nog een voorbeeld: een fulltimer is docent, een zogenaamde ‘lesboer’, met excuses voor het gebruik van die term. De koffie- en theepauzes zijn niet ingepland. Als die lesboer koffie- en theepauzes wil ‘genieten’, moet hij of zij die voor zichzelf ‘organiseren’ door bijvoorbeeld de contacttijd met de studenten in te korten. Ik zou niet weten hoe het anders zou moeten. Maar als de NVAO dan controleert hoeveel contacttijd er eigenlijk is, wordt er echt geen rekening met de koffie- en theepauzes van de docent gehouden. Dus dan belazeren we in feite de NVAO. En ik vind 103,75 uur minder per fulltime docent op jaarbasis echt wel een significant verschil.

Het kan ook zijn dat die docenten hun koffie- en theepauzes inderdaad zelf inregelen. Heerlijk flexibel. In de tijd naast die koffie- en theepauzes doen ze dan hun werk. Maar dan klopt het rekensommetje ook niet meer: je werkt dan 1659 uur, want daar past in het utopische, verweggistanse plaatje je werklast (precies) in, plus 103,75 uur koffie- en theepauzetijd. Aangezien die koffie- en theepauzetijd volgens de cao hbo werktijd is, werk je dan in totaal dus niet 1659 uur, maar 1762,75 uur, oftewel 1,0625 fte. Maar je krijgt slechts 1,0 fte aan salaris uitbetaald. Je zou ook kunnen zeggen: er wordt je een salarisverhoging van 6,25% door de neus geboord.

Als door de leidinggevende aangegeven wordt dat de werkuren die gemoeid zijn met koffie- en theepauzes al in de taakuren van alle taken verwerkt zitten en dus altijd al tot de werktijd behoorden en behoren, moet de hogeschool cijfermatig duidelijk kunnen maken dat dit inderdaad het geval is. Als een hogeschool dat niet kan, zijn de taakopdrachten niet realistisch. En werken met niet-realistische taakopdrachten mag al sinds 1 april 2022 niet meer. Af en toe heb ik het idee dat de Vereniging Hogescholen denkt dat het om een mislukte 1 aprilgrap gaat, maar het staat ‘gewoon’ sinds 1 april 2022 in de cao hbo.

In de nieuwe cao hbo 2023-2024 is de volgende tekst in Artikel G-4 lid 5 opgenomen:

“Met betrekking tot de realistische taakopdrachten gelden de volgende uitgangspunten:

a Voor onderwijsgevend personeel geldt dat het curriculum wordt vastgesteld met inachtneming van de criteria studeerbaarheid, doceerbaarheid, betaalbaarheid en uitvoerbaarheid. Bij de ontwikkeling, planning en uitvoering van het curriculum worden teamleden betrokken en is er ruimte voor eventuele training/begeleiding. Onverminderd de wettelijke medezeggenschap, hebben de betrokken teams recht op inspraak, het resultaat wordt vastgelegd in het taakbelastingbeleid;

b Met het team vindt het gesprek plaats over de totale werklast van het team en de voor het team netto beschikbare fte, waarbij mogelijke discrepantie wordt opgelost. Wanneer het aantal fte niet toereikend is zal met het team, naast de optie van uitbreiding, ook worden besproken welke werkzaamheden anders dan wel niet meer worden gedaan;

c Er moet sprake zijn van een realistische taaktoedeling. De werklast van de werknemer past binnen zijn betrekkingsomvang en wordt evenredig over het jaar gespreid. Bij de taaktoedeling van de startende werknemer wordt rekening gehouden met diens vakvolwassenheid;

d De werknemer heeft de mogelijkheid de individuele taakopdrachten te laten toetsen door een onafhankelijke klachtencommissie. In het reglement van die commissie wordt opgenomen dat het advies zwaarwegend is, aan een termijn gebonden is en dat de toetsing geen opschortende werking heeft;

e Hogescholen richten een proces in om de uitwerking van de punten 1 tot en met 5 zorgvuldig te monitoren.”

Sinds de nieuwe cao hbo 2023-2024 kunt u individuele taakopdrachten laten toetsen door een onafhankelijke klachtencommissie, dus ook als de koffie- en theepauzes in feite niet in uw taakopdrachten opgenomen zijn.

Gerrit Karssenberg